Wet op de loonbelasting 1964 art. 18d ( tekst 2015)
18d
Hoger pensioen 1 In afwijking in zoverre van de artikelen 18a , 18b en 18c kunnen een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezenpensioen meer bedragen dan de aldaar opgenomen maxima voor zover zulks het gevolg is van:
  • a. aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling;
  • b. variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75 percent van de hoogste uitkering en de mate van variatie ten laatste op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld;
  • c. waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
  • d. gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen en ouderdomspensioen, mits de ruil uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen plaatsvindt op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen;
  • e. aanpassing van de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum van het ouderdomspensioen aan de pensioenrichtleeftijd.
2 Door ruil als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ontstane verlies aan pensioen kan niet worden gecompenseerd en het partnerpensioen en het wezenpensioen kunnen na een zodanige ruil niet meer bedragen dan 70 percent onderscheidenlijk 14 percent of 28 percent van het pensioengevend loon. 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, blijft in de jaren tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet , van de uitkering buiten aanmerking een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet , vermeerderd met de vakantietoeslag. De eerste volzin is onverminderd van toepassing bij dienstbetrekkingen in deeltijd.